‘Not on my shift!’ denk ik en schiet in de reddingstand. Ik sleur mijn studerende zoon die een middagje thuis is achter zijn Playstation vandaan mee naar de locatie van het incident. De negentienjarige testosteronbom die zojuist nog online een heel peloton van een ander leger omver maaide met zijn AK-47 ziet het musje en trilt als een rietje. Schiet hij nou vol? Het doet me ongemerkt een beetje goed. De jongen die “Doe normaal man” zegt als ik hem een knuffel wil geven en “Oké” terug appt als ik hem stuur dat ik van hem hou, heeft dus toch gevoel. Sterker nog, hij leeft. En het mooiste is, we hebben een project.
“En nu?” probeer ik zijn probleemoplossend vermogen een beetje te testen. Maar hij zit alweer op zijn telefoon. “Hallo, er ligt hier iemand dood te gaan hè!” roep ik. Hij zucht. “Effe chill ouwe, ik check ChatGPT”. Oh, oke. Voor ik het weet zit ik in een aflevering van James Herriot. Mijn zoon kijkt wisselend van zijn telefoon naar het musje en inspecteert de boel. Hij checkt de vleugeltjes op breuken, strekt pootjes uit om de terugtrek-reflex te testen en blaast in de zwarte kraaloogjes. Het musje ligt los in zijn hand. “Dit gaat niet goed” is zijn professionele diagnose. “Er zit nog maar een ding op…” Zo, dat is voortvarend. In Den Haag doen ze heel wat langer over het legaliseren van euthanasie.
Maar hij belt de dierenambulance. Ik glimlach. Gaat dit niet een beetje ver? Zo meteen rijdt hier nog een heel team met zwaailichten en gillende sirenes de straat in. Voor Japie, want zo heet het musje inmiddels. Ik luister op de speaker mee naar het intercollegiaal overleg tussen de medisch specialisten; mijn zoon en Petra, de vrijwilligster van de dierenambulance. Er wordt een behandelplan opgesteld. Japie gaat in een oud wijnkistje met een bakje water en een doek erover en dan checken we om het half uur zijn toestand.
Als Japie eenmaal ligt en ik een arm om mijn zoon sla, voel ik geen terugtrek-reflex. Sterker nog, hij staat wat aangeslagen tegen me aan. Een rare mix van melancholie en trots vervult me. Hier staat die grote gast met dat kleine hart. Om de tijd te doden scrollen we wat op onze telefoon. Ik vermoed dat het op heel wat IC-wachtkamers hetzelfde gaat. Ik kom langs Gordon en Johan die het bijleggen. Het kan dus wel, wereldconflicten oplossen.
Ik scroll verder. Gaza. Een kind ligt onder een doek. Net als Japie. Niemand belt, niemand checkt ChatGPT, geen intercollegiaal overleg. Het kind ligt niet in onze tuin, niet op onze klinkers, gaat niet naar onze kerk. Het zijn er te veel, het is te ver, te ingewikkeld. Over vleugellam gesproken...
We checken bij Japie. Twaalf minuten te vroeg. Maar toch te laat. Mijn zoon slikt. Ik ben stiekem een beetje blij. Zolang een jongenshart nog breekt om een mus, is er hoop voor een kind.
Richard Kemper
Instagram @richardkemper